Liturgie komende diensten
Zondag 17 september 2023 – viering Heilig Avondmaal
Jaarthemadienst – Ga mee! Samen getuigen van geloof, hoop en liefde
Welkom, afkondigingen
Psalm 139: 2,5 Gij zijt zo diep vertrouwd met mij
Stilte, bemoediging en groet
Psalm 139:14 Doorgrond, o God, mijn hart; het ligt
Gebed om vergeving
Woord van vrijspraak
Laudato si
Refrein:
Laudato si, o mi Signore
Laudato si, o mi Signore
Laudato si, o mi Signore
Laudato si, o mi Signore
7. Halleluja, Gijzelf zijt mens geworden
Halleluja, voor Jezus, onze Broeder,
Halleluja, zijn Naam mogen wij dragen
Halleluja, hoe groot en goed zijt Gij, Heer!
Refrein
8. Halleluja, Hij heeft tot ons gesproken
Halleluja, Hij is voor ons gestorven
Halleluja, om ons is Hij verrezen
Halleluja, hoe groot en goed zijt Gij, Heer!
Refrein
Gebed om de opening van het Woord
Kindermoment en – lied 385: 1,4
Inleiding bij de lezing uit bijbelboek Jona
Schriftlezing: Jona 1 en 2 (HSV)
Jona 1
Het woord van de HEER kwam tot Jona, de zoon van Amitthai:
Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar, want hun kwaad is opgestegen voor
Mijn aangezicht.
Maar Jona stond op om naar Tarsis te vluchten, weg van het aangezicht van de HEER. Hij daalde
af naar Jafo en vond een schip dat naar Tarsis ging. Hij betaalde de prijs voor de overtocht en
daalde af in het schip om met hen mee te gaan naar Tarsis, weg van het aangezicht van de HEER.
Maar de HEER wierp een hevige wind op de zee; er ontstond een zware storm op de zee, zodat
het schip dreigde te breken. Toen werden de zeelieden bevreesd en zij riepen, ieder tot zijn god.
Zij wierpen de lading die in het schip was, in de zee om het daardoor lichter te maken. Maar Jona
was afgedaald in het ruim van het schip, was gaan liggen en was in een diepe slaap gevallen.
De kapitein kwam bij hem en zei tegen hem: Hoe kunt u zo diep in slaap zijn! Sta op, roep uw
God aan! Misschien zal die God aan ons denken, zodat wij niet vergaan!
Daarop zeiden de mannen tegen elkaar: Kom, laten wij het lot werpen, zodat wij weten door wie
dit onheil ons overkomt . Zij wierpen het lot, en het lot viel op Jona.
Toen zeiden zij tegen hem: Vertel ons toch door wie dit onheil ons overkomt . Wat is uw werk en
waar komt u vandaan? Wat is uw land en van welk volk bent u?
Hij zei tegen hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees de HEER , de God van de hemel, Die de zee en
het droge gemaakt heeft.
Toen werden de mannen zeer bevreesd, en ze zeiden tegen hem: Hoe hebt u dit kunnen doen?
De mannen wisten namelijk dat hij op de vlucht was, weg van het aangezicht van de HEER , want
hij had het hun verteld.
Zij zeiden dan tegen hem: Wat moeten wij met u doen, zodat de zee ons met rust laat? Want de
zee werd hoe langer hoe onstuimiger.
Daarop zei hij tegen hen: Pak mij op en werp mij in de zee; dan zal de zee u met rust laten, want
ik weet dat deze zware storm u omwille van mij overkomt .
De mannen roeiden echter om het schip terug te brengen naar het droge. Maar zij konden het
niet, want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen.
Zingen: Hemelhoog 253:1,3 O eeuw’ge Vader, sterk in macht
Toen riepen zij de HEER aan en zeiden: Och HEER , laat ons toch niet vergaan om het leven van
deze man! Leg geen onschuldig bloed op ons! Want U, HEER , doet zoals het U behaagd heeft.
Daarop pakten zij Jona op en wierpen hem in de zee. En de woedende zee kwam tot bedaren.
Toen werden de mannen zeer bevreesd voor de HEER ; zij brachten de HEER een slachtoffer en
legden geloften af. En de HEER beschikte een grote vis om Jona op te slokken. Jona was drie
dagen en drie nachten in het binnenste van de vis.
Jona 2
Toen bad Jona tot de HEER , zijn God, vanuit het binnenste van de vis.
Hij zei:
A:
Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HEER en Hij antwoordde mij.
Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem.
B:
Want U wierp mij de diepte in, in het hart van de zeeën, een watervloed omringde mij; al Uw baren
en Uw golven sloegen over mij heen.
A:
En ik zei: Verstoten ben ik van voor Uw ogen; toch zal ik opnieuw aanschouwen Uw heilige tempel.
Water omving mij, bedreigde mijn leven, de watervloed omving mij. Zeewier was om mijn hoofd
gebonden.
B:
Naar de diepste gronden van de bergen daalde ik af in de aarde; haar grendels sloten zich voor
eeuwig achter mij. Maar uit het verderf trok U mijn leven omhoog, HEER , mijn God!
A:
Toen mijn ziel in mij bezweek, dacht ik aan de HEER ; mijn gebed kwam tot U, in Uw heilige tempel.
Wie nietige afgoden vereren, verlaten Hem Die hun goedertieren is.
Allen:
Maar ik, met dankzegging zal ik U offers brengen; wat ik beloofd heb, zal ik nakomen. Het heil is
van de HEER !
V:
Toen sprak de HEER tot de vis, en hij spuwde Jona uit op het droge.
Zingen: Hemelhoog 253:4 O God, die ons behoeden wilt
Verkondiging
Zingen: Lied 838:2,4 Maak ons volbrengers van dat woord
Danken en bidden
Inzameling van de gaven
Lied 388:2,5 Voor ieder van ons een plaats aan de tafel
Nodiging
De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren.
Verheft uw harten.
Wij zijn met ons hart bij de Heer.
Brengen wij dank aan de Heer, onze God.
Hij is het waard onze dank te ontvangen.
Lofprijzing van God de Vader
Zingen: Lied 405: 1 Heilig, heilig, heilig + Hosanna-couplet
Voor de Heer: Hosanna! Ieder zingt: Hosanna,
prijzend de Koning, die komt in 's-Heren naam.
Hij de zoon van David, Hij het hemels manna,
komt van omhoog. Hosanna voor de Heer!
Dankzegging voor Jezus, de Zoon
Instellingswoorden
Zingen: Lied 407a Zijn dood gedenken wij
Gebed om de Geest
Onze Vader
Zingen: Lied 408e Agnus Dei
Vredegroet
Gemeenschap van brood en wijn
bij deling orgelspel
Woorden uit Psalm 103
Zingen: Lied 235 Voor alle goede gaven
(in canon)
Zegen, met gezongen amen (340b)