Liturgie komende zondag

Orde van dienst 26 maart 2023

Vijfde zondag van de veertigdagentijd – zondag Judica

Welkom
Psalm 43:1,3 O God, kom mijn geding beslechten
Stilte, bemoediging en groet
Drempelgebed

Psalm 43:5 Mijn ziel, hoe zijt gij zo verslagen?
Uitleg bij de liturgische schikking

Lied 547:1-6 Met de boom des levens
refrein allen
1 allen | 2v | 3m | 4v | 5m | 6 allen

Kindermoment en projectlied
Gebed bij de opening van het Woord

Schriftlezing: Johannes 11

1 Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zus Marta woonden – 2dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. 3De zussen stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ 4 Toen Jezus dit hoorde zei Hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ 5Jezus hield veel van Marta en haar zus, en van Lazarus. 6Maar toen Hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef Hij toch nog twee dagen waar Hij was. 7Daarna zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ 8 ‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden U stenigen, en nu wilt U daar toch weer naartoe?’ 9 Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, 10maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ 11 Nadat Hij dat gezegd had zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken.’ 12De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13Zij dachten dat Hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14Toen zei Hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven, 15en om jullie ben Ik blij dat Ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’ 16Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met Hem te sterven.’

Psalm 130:1 Uit diepten van ellende

17Toen Jezus daar aankwam, hoorde Hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. 18Betanië ligt dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, 19 en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. 20Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21 Marta zei tegen Jezus: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22Maar zelfs nu weet ik dat God U alles zal geven wat U vraagt.’ 23Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ 24‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ 25 Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ 27 ‘Ja, Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’

Psalm 130:3 Ik heb mijn hoop gevestigd

28Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zus Maria apart en zei: ‘De meester is er, en Hij vraagt naar je.’ 29Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus toe, 30die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta Hem tegemoet was gekomen. 31Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen. 32
Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en Hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!’ 33Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en Hij ergerde zich. Diep bewogen 34vroeg Hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ 35Jezus begon te huilen, 36en de Joden zeiden: ‘Wat heeft Hij veel van hem gehouden!’ 37 Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, Hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ 38Weer ergerde Jezus zich. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. 39Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zus van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ 40Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ 41 Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek Hij omhoog en zei: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij hebt verhoord. 42 U verhoort Mij altijd, dat weet Ik, maar Ik zeg dit ter wille van al deze mensen hier, opdat ze zullen geloven dat U Mij gezonden hebt.’ 43 Daarna riep Hij luid: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ 44De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’

Psalm 130:4 Gij al Gods bondgenoten

45 Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem. 46Maar enkelen gingen naar de farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. 47Daarop riepen de hogepriesters en de farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man verricht veel tekenen, 48en als we Hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in Hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ 49 Een van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet! 50Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één mens sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ 51 Dat zei hij niet uit zichzelf: als hogepriester in dat jaar sprak hij de profetie dat Jezus zou sterven voor het volk, 52en niet alleen voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen. 53 Vanaf die dag overlegden ze hoe ze Hem zouden doden. 54Jezus trad onder de Joden niet meer in het openbaar op, maar vertrok naar de omgeving van de woestijn, naar de stad Efraïm. Daar bleef Hij met zijn leerlingen.

Meditatief orgelspel

Verkondiging

Lied 648:1,3,4 Jezus leeft en ik met Hem
Danken en bidden

Inzameling van de gaven
Lied 416:1,3 Ga met God en Hij zal met je zijn

Zegen, met gezongen amen